in de luwte van haar leven

Het gedicht ‘in de luwte van haar leven wordt gezongen op de melodie van ‘Perhaps love’ (John Denver) door Kim Jonk

In de luwte van haar leven,
geniet zij van haar rust.
Zij is zich van dat voorrecht
terdege goed bewust.
Zij kende mooie jaren,
maar kent ook tegenslag.
Zo leeft ze heel tevreden met de dag

In de luwte van haar leven
heeft ze rimpels, is ze grijs.
Maar dat maakt haar juist zo teder,
zo beminnelijk, zo wijs.
Zij doet nog veel zelfstandig,
‘t gaat goed, zo lang het kan.
Vaak denkt zij aan haar overleden man

Deze vrouw, ik houd van haar
haar einde is in zicht,
terwijl ze al haar dagen plukt
in wankel evenwicht.
Maar zij aanvaardt haar leven zo,
en schikt zich in haar lot,
misschien komt na dit leven niets,
misschien gaat ze naar God.

In de luwte van haar leven
slaat de klok haast twaalf uur
Maar ze kan nog zo genieten,
al is ‘t van korte duur.
Zij kijkt naar de pendule,
waaromheen de foto’s staan,
van geliefden die haar zijn voorgegaan.

Maar zij aanvaardt haar leven zo,
en schikt zich in haar lot.
misschien komt na dit leven niets,
misschien gaat ze naar God

In de luwte van haar leven
is er niet veel wat nog moet.
Als de tijd straks voor haar stil staat,
weet ze zeker: ‘Het is goed’
In de luwte van haar leven,
rond ze af, dan is het klaar.
Wat blijft: ‘De herinnering aan haar ‘.

© Hans Cieremans

 

Het huisje van mijn oma

Soms denk ik aan mijn oma,
hoe het vroeger was.
Ik was net zeven jaren,
‘k zat in de tweede klas.
‘k Ging elke woensdagmiddag
bij oma op bezoek,
dan kreeg ik limonade,
en een gevulde koek.
Ze woonde in een huisje
ginds aan de Hofdijk.
Dat huisje ligt al jaren
met de grond gelijk.
Er staan nu nieuwe huizen
heel modern en chique.
Je houdt zoiets niet tegen,
maar ‘t maakt melancholiek.

Het huisje van mijn oma,
je sliep in een alkoof,
een ouderwetse potkachel,
je voeten op een stoof.
Bij oma was ‘t gezellig,
ik zat bij haar op schoot
en ik geloofde stellig:
‘Mijn oma gaat nooit dood’.

Ze zat bij een spionnetje
en tuurde door het raam.
Het was weer woensdagmiddag
en dan kwam ik er aan.
Ik ging dan met lijn veertien,
die stopte voor de deur.
Zo’n tram met een balkonnetje
en een conducteur.
Oma stond te zwaaien
en ik trok aan de bel.
Oma deed de deur open,
ik rook het oliestel.
Daar stoofde ze de peertjes op,
die ze ‘s avonds at
en zei ze: Luister, kom eens hier,
ik heb voor jou nog  wat.

Het huisje van mijn oma,
ze sliep in een alkoof,
een ouderwetse potkachel,
haar voeten op een stoof.
Bij oma was ‘t gezellig,
ik zat bij haar op schoot
en ik geloofde stellig:
‘Mijn oma gaat nooit dood’.

Dan kreeg ik iets te snoepen
uit die oude kast.
Het waren boterbabbelaars
en ik was enthousiast.
Dan mocht ik kolen scheppen,
dat was leuk om dat te doen.
En dan ging oma voorlezen
uit Saskia en Jeroen.
Soms denk ik aan mijn oma,
wat gaat de tijd toch vlug.
‘t Is als de dag van gisteren,
maar zoveel jaren terug.
Mijn moeder is nu oma,
ze geeft de kind’ren wat.
Het zijn geen boterbabbelaars,
maar cola met patat.

Het huisje van mijn oma,
je sliep in een alkoof,
een ouderwetse potkachel,
je voeten op een stoof.
Bij oma was ‘t gezellig,
ik zat bij haar op schoot.
Ik moet er soms aan denken,
ze is al jaren dood.

© Hans Cieremans