de helpende zorg

Zij kon vroeger niet goed leren,
ze had last van dyslexie.
En nu werkt ze bij bejaarden
met gevorderd dementie.
Ze houdt veel van deze mensen,
ook al zijn ze erg verward.
Zij is lief, geduldig, zorgzaam
en zo werkt ze met haar hart.

‘ t Ging niet goed tijdens haar studie,
al heeft zij het geprobeerd.
Want door Nederlands en Engels
ging de studie snel verkeerd.
Rekenen ging ook niet best hoor,
maar haar stages liepen goed.
Toch zakte zij voor het examen,
taal en rekenen, dat moet.

Zo bleven haar vaardigheden,
en haar inzet onbeloond.
Ondanks dat haar stage uitwees,
dat ze inzicht had getoond.
Dat vind ik diplomawaardig,
dat is juist wat zorg vraagt.
Dus al kreeg ze geen diploma,
voor mij is ze wel geslaagd.

De moraal

Voor de zorg is het belangrijk,
als je kennis hebt vergaard.
Maar alleen met boekenwijsheid
is ’t diploma echt iets waard.
Met of zonder een diploma,
is je zorg achttien karaats
als je werkt vanuit bezieling,
met ‘t hart op de juiste plaats.

© Hans Cieremans

Tijdsbesef

Zij ademt in het hier en nu,
maar leeft in vroeger tijd.
in het schimmig voorportaal
van haar eindigheid.
Daar ziet ze de gezichten weer
van wie zijn voor gegaan,
waarbij dan het besef ontbreekt,
dat zij niet meer bestaan.

Ze leeft met haar herinnering,
het hier en nu doet pijn.
Zij zal als eens haar adem stopt
ook zelf herinn’ring zijn.
Dan leeft ze bij geliefden voort,
aan wie ze liefde bood,
als dierbare herinnering
veel sterker dan de dood.

Zij ademt in het hier en nu,
maar leeft in vroeger tijd.
in ‘t onbekende voorportaal
van de eeuwigheid.
Als zij die drempel overgaat
is zij geen tijd bewust,
geen vroeger meer, geen hier en nu,
maar wel verdiende rust.

© Hans Cieremans

kinderloos

Zij is met haar man nu diep in de tachtig
ze is heel gelukkig getrouwd.
Toch is ze bij tijden behoorlijk neerslachtig
met  wat haar nog steeds bezig houdt.
Ze wilde graag kind’ ren, die nooit zijn gekomen,
die grootste wens bleef onvoltooid.
Haar wens kwam niet uit, het bleef slechts bij dromen,
want kinderen kwamen er nooit.

Haar man heeft haar altijd gesteund in haar leven,
die haar nog altijd liefkoost.
Hij heeft haar begrip en zijn liefde gegeven,
bij hem vindt ze altijd weer troost.
Maar nu maakt ze zich behoorlijk veel zorgen,
haar man raakt steeds vaker verward.
Haar angst uit ze niet, ze houdt het verborgen,
hij gaat achteruit, het gaat hard.

Dan moet ze huilen, ze staat er alleen voor,
haar man vraagt aan haar wat er is.
Ze draait er omheen, want hij heeft het niet door,
hij deelt niet meer haar gemis.
Ze weet dat haar man haar straks gaat ontglippen,
dat toekomstbeeld kan ze niet aan.
Het water stijgt haar langzaamaan naar de lippen,
haar man lijkt die angst te ontgaan.

Nu is hij zelfs haar verjaardag vergeten,
ze kreeg geen ontbijtje op bed.
Ze hebben gewoon aan de tafel ontbeten,
de koffie heeft zij zelf gezet.
‘Heeft hij Alzheimer?’, die vraag blijft haar hind’ ren.
want dat is wat ze vreest.
Kon ze die vraag nu maar delen met kind’ ren,
z’ is jarig, maar het is geen feest.

© Hans Cieremans

de realiteit

Als je jong bent maak je plannen,
hoe je hoopt dat het zal gaan,
met gezondheid, je relatie,
met een zorgeloos bestaan.
Je bouwt aan je carrière
en je sticht een jong gezin.
Heel de toekomst ligt nog open,
je staat pas aan het begin.

Als je oud bent worden plannen
in herinnering bewaard.
Sommigen zijn uitgekomen,
maar ook leed bleef niet bespaard.
Oud worden, dat is een voorrecht
als je dat beleven mag.
Plannen maken dat wordt minder,
want dan leef je met de dag.

Je kijkt niet meer ver naar voren,
je kijkt vaker achterom.
En er komen vaker klachten,
passend bij de ouderdom.
Maar je wilt liever niet klagen
over pijntjes in je lijf.
Want je denkt: ‘Da’s niet zo erg,
als ik maar wel helder blijf’.

En je denkt steeds meer aan vroeger,
hoe je leven is gegaan.
je gezondheid, je relatie,
aan je kinderen, je baan.
Je successen en je missers,
je vervalt in mijmerij.
Toekomst wordt straks afgesloten,
want het eind komt dichterbij.

© Hans Cieremans

geluk

Geluk duurt altijd tijdelijk,
het duurt soms lang, soms kort.
‘t Is echter onvermijdelijk,
dat het ooit anders wordt.
Wij allen willen daar niet aan,
verdringen tegenslag.
Tot het onheil toe zal slaan
eens op een boze dag.

Dan blijkt geluk heel kwetsbaar, broos.
Je wereld stort dan in.
Je voelt je leeg en hopeloos,
niets heeft er dan nog zin.
Als het geluk verloren gaat,
voel jij je depressief
en besef je vroeg of laat
geluk is relatief.

Maar nooit verdwijnt: ‘Liefdesgeluk’,
onvoorwaard’ lijk groot.
Dat geluk, dat gaat nooit stuk,
‘t is sterker dan de dood.
Zelfs al wordt het bruut verstoord
en omslaat in verdriet,
dan leeft het in je hart toch voort
en daar verdwijnt het niet.

Geluk duurt altijd tijdelijk,
het duurt soms lang, soms kort.
‘t Is echter onvermijdelijk,
dat het ooit anders wordt.
Maar ‘t geluk dat ‘liefde’ heet,
dat raak je nimmer kwijt,
dat blijft bestaan bij lief, bij leed,
tot in de eeuwigheid

© Hans Cieremans

onze ‘waaroms’

Talloos zijn de ‘waarom’-vragen,
waar geen antwoord voor bestaat.
‘Waaroms’  die je zelf moet dragen,
waar de zin je van ontgaat.
‘Waaroms’ die je hersens kwellen
je  geen reden van beseft.
Waarbij niemand kan vertellen,
waarom jou die ‘waaroms’ treft.

Maar je ‘waaroms’ kun je delen,
met degeen die naast je staan.
Want als jij zijn er zovelen,
die jouw  ‘waaroms’ niet ontgaan.
Die jouw ‘waaroms’ zelfs herkennen,
en die zien hoe jou dat raakt.
Die ook weten; ‘’t Zal nooit wennen’,
voor wie ‘t zelf heeft meegemaakt.

Zo helpen ze je te aanvaarden
wat zo onaanvaardbaar lijkt.
En hun steun bewijst zijn waarde,
naarmate de tijd verstrijkt.
Eens dan kan je wond iets helen,
als ‘t besef langzaam beklijft.
Hoewel ondanks ‘waaroms’  delen,
is het  litteken dat blijft.

Talloos zijn de ‘waarom’-vragen,
waar geen antwoord voor bestaat.
‘Waaroms’  die je zelf moet dragen,
waar de zin je van ontgaat.
Maar ze horen bij het leven,
’t gaat soms anders dan je wilt,
En door elkaar steun te geven
wordt het ‘waarom’ toch wat mild.

© Hans Cieremans

in hun eigen wereldje

In hun eigen wereldje,
gevangen in hun lot,
leven zij in vroeger tijd
op zoek naar leefgenot.
Het is een zoektocht in de mist
van de vergetelheid.
Het vertrouwde van weleer
zijn ze in hun wereld  kwijt.

In hun eigen wereldje,
gevangen in hun lot
zijn ze zorgafhankelijk,
hun vrijheden beknot.
De mist verhult het straks en nu
en leidt ze naar het toen.
De weg van de herinnering,
maar ook van ‘samen doen’.

In hun eigen wereldje,
gevangen in hun lot,
krijgt het leven toch wat vreugd,
dankzij ons zorgaanbod.
Dat aanbod dat is liefdevol,
met aandacht en geduld,
waarmee hun kleine wereldje
met warmte wordt gevuld.

In hun eigen wereldje
gevangen in hun lot,
halen wij de dichte deur
een beetje van het slot.
De sleutel moet de liefde zijn,
die past op elke deur.
Een glimpje zon valt door een kier,
dat geeft hun leven kleur.

© Hans Cieremans

in de luwte van haar leven

Het gedicht ‘in de luwte van haar leven wordt gezongen op de melodie van ‘Perhaps love’ (John Denver) door Kim Jonk

In de luwte van haar leven,
geniet zij van haar rust.
Zij is zich van dat voorrecht
terdege goed bewust.
Zij kende mooie jaren,
maar kent ook tegenslag.
Zo leeft ze heel tevreden met de dag

In de luwte van haar leven
heeft ze rimpels, is ze grijs.
Maar dat maakt haar juist zo teder,
zo beminnelijk, zo wijs.
Zij doet nog veel zelfstandig,
‘t gaat goed, zo lang het kan.
Vaak denkt zij aan haar overleden man

Deze vrouw, ik houd van haar
haar einde is in zicht,
terwijl ze al haar dagen plukt
in wankel evenwicht.
Maar zij aanvaardt haar leven zo,
en schikt zich in haar lot,
misschien komt na dit leven niets,
misschien gaat ze naar God.

In de luwte van haar leven
slaat de klok haast twaalf uur
Maar ze kan nog zo genieten,
al is ‘t van korte duur.
Zij kijkt naar de pendule,
waaromheen de foto’s staan,
van geliefden die haar zijn voorgegaan.

Maar zij aanvaardt haar leven zo,
en schikt zich in haar lot.
misschien komt na dit leven niets,
misschien gaat ze naar God

In de luwte van haar leven
is er niet veel wat nog moet.
Als de tijd straks voor haar stil staat,
weet ze zeker: ‘Het is goed’
In de luwte van haar leven,
rond ze af, dan is het klaar.
Wat blijft: ‘De herinnering aan haar ‘.

© Hans Cieremans

 

Opa

Opa is niet meer mijn opa,
hij herkent me echt niet meer.
Ik was opa’s beste maatje,
hoe hij nu is doet me zeer.
Ik ga niet meer op bezoek hoor,
hij doet lelijk en sindsdien
wil ik hem niet meer ontmoeten,
opa wil ik zo niet zien.

Ik probeer het te verdringen,
ik ga niet meer naar hem toe.
Ik wil mijn verdriet niet tonen,
daarom zeg ik ‘toedeloe’.
Ik wil aan mijn opa denken,
hoe hij vroeger voor me was.
Toen hij nog bij oma woonde
en mij op zijn schoot voorlas.

Ik ging met mijn opa vissen
en hij gaf me altijd drop.
Als we samen gingen fietsen,
zat ik bij hem achterop.
Opa liet me altijd lachen,
hij was echt een toffe vent.
Soms moet ik nu om hem janken,
want mijn opa is dement.

Dan ga ik maar naar mijn vrienden,
ga ik voetballen ofzo.
Ik doe stoer en ik doe vrolijk,
maar dat doe ik voor de show.
Want ik denk heus wel aan opa,
en soms heb ik ook wel spijt,
maar al ga ik niet naar opa,
’t blijft mijn maatje voor altijd.

© Hans Cieremans

Herinneringen van vroeger zijn parels voor later

Een parel in de dichte mist
wordt als een schat bewaard,
die verstopt aanwezig is,
herinneringen spaart.
Herinnering aan ‘toen’,
door dementie vervaagd,
die desondanks in volle glans
veel wijsheid in zich draagt.

Een parel houdt haar glinstering,
hoe dicht de mist ook is.
Herinnering in helderheid,
stralend in duisternis.
Soms is ze wit, soms mat
soms met oneffenheid.
’t Is hoe dan ook een pronkjuweel,
die kleurenpracht verspreidt.

Een parel in de dichte mist
is als herinnering,
die in de toekomst levend wordt
in fraaie schittering.
Bewaar die parel goed,
als je haar hebt geërfd.
Want zij kleurt herinnering,
die nooit te nimmer sterft.

© Hans Cieremans