Ze ligt in haar bed,
met ogen gesloten,
haar vuisten zijn samengebald..
Een opgebrand kaarsje,
een flikkerend lichtje,
waarvan het lontje straks valt.
Dat is mijn moeder,
die ik moet gaan missen,
het afscheid komt steeds dichterbij.
het valt me zo zwaar,
het maakt me verdrietig,
mijn moeder is alles voor mij
Ik houd haar vast,
terwijl ik haar loslaat.
Straks vindt ze eindelijk rust.
Ik borstel haar haar
en streel zacht haar wangen
die ik menigmaal heb gekust.
Ik wil haar niet kwijt,
maar toch is het goed zo,
ik fluister iets liefs in haar oor.
Het kaarsje is op,
‘k moet zonder haar verder,
want mijn leven gaat immers door.
Ik heb verdriet
voor wat ik ga missen:
‘De vreugde die moeder mij bood’.
Ik laat haar gaan
want ook dat is liefde,
die sterker is dan de dood.
Dat geeft me troost
en kracht voor de toekomst
en valt het lontje straks om.
Dan denk ik met trots
aan de liefde van moeder
en zoek ik niet meer naar ‘waarom?’
© Hans Cieremans