Ik adem in het ‘hier en nu’,
maar leef in vroeger tijd.
dat doe ik met herinnering,
en in vergetelheid
Daar leef ik in verwarring,
die dementie mij geeft.
In ’t ‘hier en nu’ is moeder dood,
terwijl ik denk: ‘Zij leeft’.
Daarom wil ik naar haar toe,
symbool van veiligheid,
omdat haar liefde tijdloos is,
waarvan geen mens me scheidt.
Ik roep haar naam in ‘t ‘hier en nu’
omdat ik haar zo mis.
Maar zij leeft voort in mijn ‘toen’,
waar zij voor altijd is.
Het ‘hier en nu’ dat maakt me bang
het ‘toen’ is daar voorbij.
Maar het ‘toen’ is juist mijn ‘nu’,
met moeder diep in mij.
Aanvaard dat als je bij me bent,
dat zal er echt toedoen.
Haal mij niet steeds naar ‘hier en nu’
ga met mij mee naar ‘toen’.
Mijn verdriet dat is de vreugde
die jij mij in ‘t leven bracht.
‘k Zie je , hoor je, voel je, mis je
in gedachten dag en nacht.
Daar ben jij verborgen tastbaar,
in een wereld zonder tijd.
Ik leef met herinneringen
in de rauwe werk’ lijkheid.
En in die herinneringen
zit gemis, liefde en dood.
Liefdesvreugde is het sterkste,
onvoorwaardelijk en groot.
Grenzeloos in mij verweven,
daarop krijgt de dood nooit vat.
Mijn verdriet is daarom vreugde,
dat ik jou heb lief gehad.
Mijn verdriet is naast jouw heengaan
dus jouw liefde die ik mis,
diep in mij veilig verborgen,
waar ze voor mij tastbaar is.
Dat geeft troost als ik moet huilen,
het geeft moed, het geeft me kracht.
‘k Zie je, hoor je, voel je, mis je,
in gedachten dag en nacht.
Vroeger was ik levenslustig,
vrolijk, warm en toegewijd
Nu ben ik vooral onrustig
heel verward, van alles kwijt.
Ik lijk zelfs mijn ‘ik’ verloren,
dat ontken ik, ’t maakt me boos
En deskundige doctoren,
staan volkomen machteloos.
‘U moet er mee leren leven,
pluk de dag zolang het kan’.
Dat advies werd mij gegeven
en nou ja, wat moet ik dan?
Ik zoek nu naar leuke dingen
maar die zie ik zelden meer,
‘k vind ze in herinneringen,
toekomst kijken, dat doet zeer.
Steeds vaker ga ik vergeten
namen die ik niet herken,
dingen die ik eigenlijk moet weten,
soms weet ik niet waar ik ben.
Steeds meer lijkt me niet te lukken,
dingen die ik vroeger deed.
Hoe moet ik de dag dan plukken,
als ik dat zelfs niet meer weet?
Steeds vaker denk ik gelaten:
‘’t Is een harde levensles.
Boos ontkennen zal niet baten
in mijn dementieproces.
Wat mijn leven niet bespaarde,
is een toekomst vol gemis.
Ik moet daarom wel aanvaarden
wat zo onaanvaardbaar is’.
Mijn moeder frutselt aan een kleed,
dwangmatig en verzwakt.
Wat steeds vaker aan me vreet:
‘We hebben geen contact’.
Haar hersenen verschrompelen,
het is zo inhumaan.
Ze kan alleen nog mompelen,
ik kan haar niet verstaan.
Ze kijkt naar mij, maar ziet me niet,
ze frutselt rustig door.
Het doet me pijn en veel verdriet,
waar leeft ze nu nog voor?
Mijn bezoek lijkt zinloos zo,
’t lijkt nergens op te slaan
dus sta ik steeds in dubio
of ik nog wel zal gaan.
Toch ga ik wel, al doet het zeer
maar niet meer zo frequent.
Want moeder is het echt niet meer,
zo ik haar heb gekend.
Ik ga met schoenen vol met lood
het lijkt zo zonder doel.
Dan denk is soms; : ’Was zij maar dood’.
Dat geeft weer schuldgevoel.
Want ik wil haar ook niet kwijt
als ik die indruk wek.
Maar al die tegenstrijdigheid,
maakt me langzaam gek.
Ik blijf naar mijn moeder gaan,
voordat het me berouwt.
‘Moedertje ik kom eraan,
omdat ik van je houd’.
Jij bent nog jong,
een heel leven voor je,
het mijne is bijna voorbij
want ik ben al oud,
ziek en verward vaak
en toch kies je voor mij.
Jij wilt me helpen,
verzorgen, verplegen,
jij wilt er gewoon voor me zijn
en dat waardeer ik,
jij bent echt een zegen,
jij verlicht zo mijn pijn.
Ik ben onrustig,
ik vraag steeds hetzelfde,
en de weg ben ik kwijt.
Dan ben jij daar
je helpt me geduldig,
ook al heb je geen tijd.
Er zijn er zovelen
die jouw aandacht vragen,
maar dat zie ik niet meer.
Daarom lukt het mij niet
om je te zeggen,
dat ik jou reuze waardeer.
Ik ben nu oud,
het einde komt nader,
jij bent nu nog piepjong
Jij bent levenslustig
en kijkt naar de toekomst,
ik kijk alleen achterom.
Maar ‘nu’ momenten,
die delen we samen,
dat is belangrijk voor mij
Jij hebt de toekomst
en ik het verleden
maar ‘nu’ is voor ons allebei.
Vroeger in de jaren vijftig
was de was een hele klus.
Dan kwam oma op de wasdag,
naar ons huis toe met de bus.
Dat was altijd op de maandag,
omdat dat de wasdag was.
Oma kwam mijn moeder helpen
en die hulp kwam goed van pas.
Zondagavond zette moeder,
al het wasgoed in de week,
met wat chloor tegen de vlekken
of speciaal zeep voor de bleek.
Dan kwam oma om te schrobben
op een wasbord in een teil.
Hing de was dan aan een waslijn,
zo was toen het levensstijl.
Ik herinner mij de wasdag,
dat mijn oma vroeger kwam.
Oma ging pas weer naar huis toe
‘s middags na de boterham.
En ik vond het altijd jammer
als mijn oma naar huis ging.
Maar wat altijd is gebleven,
dat is de herinnering.
En die kun je samen delen,
het is pure nostalgie.
Die vaak wonderwel herkend wordt
door een mens met dementie.
Zij herinneren de wasdag,
ketels water op ’t fornuis,
met het wasrek voor de kachel,
en ’t bezoek van oma thuis.
Gezongen door Kim Jonk op de melodie van Rollercoaster
Blijf bij mij,
als ik loop te dwalen, blijf bij mij,
houd me stevig vast en blijf dichtbij
in deze woestenij.
‘k Zoek zo lang,
’t Is een jungle en dat maakt me bang,
ik ben radeloos, zo koud, zo moe.
‘k Wil hier weg, maar waar naartoe?
Ik weet niet meer waar ik ben,
omdat ik hier niets herken.
Ik leef in vergetelheid
en de tijd is kwijt en de tijd is kwijt.
En de weg is smal,
door een diep en onbegaanbaar dal,
waar ik niet weet waar hij heen gaan zal,
help mij naar de overkant.
Want het mist en ik ben ziek,
‘k ben alleen en in paniek.
Ik moet door, ik kan niet terug,
waar is nou die brug, waar is nou die brug?
Blijf bij mij,
als ik loop te dwalen, blijf bij mij.
houd me stevig vast en blijf dichtbij
in deze woestenij.
‘k Zoek zo lang,
’t Is een jungle en dat maakt me bang,
ik ben radeloos, zo koud, zo moe.
‘k Wil hier weg, maar waar naartoe?
Ik weet niet meer waar ik ben,
omdat ik hier niets herken.
Ik loop in vergetelheid,
en de tijd is kwijt en de tijd is kwijt.
Blijf bij mij,
als ik loop te dwalen, blijf bij mij,
houd me stevig vast en blijf dichtbij
in deze woestenij
‘k Zoek zo lang,
’t Is een jungle en dat maakt me bang,
ik ben radeloos, zo koud, zo moe,
‘k Wil hier weg, maar waar naartoe?
Blijf bij mij,
als ik loop te dwalen, blijf bij mij,
tot de brug leidt naar de overkant
Want ik weet, daar ben ik vrij,
want ik weet, oh ik weet,
daar ben ik vrij.
Steeds wanneer jouw ogen zich sluiten,
zit je bewegingsloos, stil.
Er is geen contact, het heden staat buiten,
zelfs aandacht maakt geen verschil.
Ik pak je hand, ik aai op je wangen,
waar jij geen reactie op geeft.
Je geest zit verward in je lichaam gevangen,
je adem toont mij dat je leeft.
Kun je me voelen, kun je me horen,
merk jij dat ik van je houd?
Al je emoties lijken bevroren,
laat ook mijn liefde jou koud?
Ik schud je zacht, je ogen gaan open,
je kijkt, maar ziet me niet staan.
Er is geen herkenning, wat ik zo zou hopen,
ik lijk jou compleet te ontgaan.
Jouw dementie, wat kan ik het haten,
het ging achteraf toch zo snel.
Maar dat is geen reden om jou los te laten,
want ik herken jou nog wel.
Ik geef je liefde, die jij hebt gegeven,
hopend dat pijn iets verzacht.
Ik blijf dat doen, zolang je zal leven,
want liefde voor jou geeft mij kracht.
In ‘het land van de emoties’
wonen ‘vreugde’ en ‘verdriet’,
Het ‘verdriet is altijd somber,
maar de ‘vreugde’ die geniet.
Maar toch zijn ze altijd samen,
sterk verweven met elkaar.
Want als ‘vreugde’ wordt verbroken,
staat verdriet gelijk al klaar.
Onlosmakelijk verbonden
zijn ze altijd, levenslang.
In ‘het land van de emoties’
zijn ze beiden van belang.
Want als ‘vreugde’ wordt ontnomen,
door de pijn van het gemis,
voel je met betraande ogen
dat ‘verdriet’ aanwezig is.
In ‘het land van de emoties’,
houdt men niet van het ‘verdriet’,
maar je moet het accepteren,
als de ‘vreugde’ je ontschiet.
‘Vreugde’ kan dan wel goed troosten,
’t zit in de herinnering.
De herinnering aan LIEFDE,
die nog nooit verloren ging.
Ze ligt in haar bed,
met ogen gesloten,
haar vuisten zijn samengebald..
Een opgebrand kaarsje,
een flikkerend lichtje,
waarvan het lontje straks valt.
Dat is mijn moeder,
die ik moet gaan missen,
het afscheid komt steeds dichterbij.
het valt me zo zwaar,
het maakt me verdrietig,
mijn moeder is alles voor mij
Ik houd haar vast,
terwijl ik haar loslaat.
Straks vindt ze eindelijk rust.
Ik borstel haar haar
en streel zacht haar wangen
die ik menigmaal heb gekust.
Ik wil haar niet kwijt,
maar toch is het goed zo,
ik fluister iets liefs in haar oor.
Het kaarsje is op,
‘k moet zonder haar verder,
want mijn leven gaat immers door.
Ik heb verdriet
voor wat ik ga missen:
‘De vreugde die moeder mij bood’.
Ik laat haar gaan
want ook dat is liefde,
die sterker is dan de dood.
Dat geeft me troost
en kracht voor de toekomst
en valt het lontje straks om.
Dan denk ik met trots
aan de liefde van moeder
en zoek ik niet meer naar ‘waarom?’