Aanvaard elkaar

Hij is getrouwd met de vriend van zijn dromen,
kritiek liet hem echter niet koud.
Zijn ouders zijn niet naar zijn bruiloft gekomen,
ze zeiden: ‘Dit huw’ lijk is fout.
Een man kiest een vrouw, dat staat in de Bijbel,
een opdracht die God aan ons gaf.’
Het kostte veel tranen en onderling heibel.
Ze wezen het huw’ lijk streng af.

Zijn ouders ontbraken die dag van zijn leven.
Het maakte de dag minder blij.
De dominee heeft ‘t paar Gods zegen gegeven,
maar zonder zijn ouders daar bij.
Zo dreigen ouders hun zoon te verliezen,
een niet overbrugbare kloof.
Maar moeten ouders hier werk’ lijk voor kiezen?
Hoort dit nou echt bij ‘t geloof?

Ouders kunnen hun kind respecteren,
wat je er dan ook van vindt.
‘Anders zijn’ kun je dan ook accepteren,
want je kind blijft je kind.
Heeft je kind andere normen en waarden,
is je kind anders geaard.
De Bijbel vraagt ook om elkaar te aanvaarden,
zoals God ons ook heeft aanvaard.

© Hans Cieremans

 

De mooiste wens

Niets is sterker dan de liefde,
maar ze is ook kwetsbaar, broos.
Liefde kent soms ook haar grenzen,
maar is meestal grenzeloos.
Liefde duurt soms maar heel even,
maar duurt vaker voor altijd.
Onvoorwaardelijke liefde,
die bestaat in eeuwigheid.

Onvoorwaard’ lijk is Gods liefde,
wij zijn Zijn geliefde kind.
Zelfs als wij Zijn weg niet kiezen,
worden wij door Hem bemind.
Hoort, Zijn liefde kent geen grootspraak
en geen zelfgenoegzaamheid.
Hij schenkt ons Zijn Ware Liefde.
Aanvaard die met dankbaarheid.

Want Zijn liefde is geduldig
en ze kent geen jaloezie.
Van geloof en hoop en liefde
is ‘t de sterkste van de drie.
Niets scheidt mensen van Gods liefde,
’t is altijd en onbegrensd.
Dus de mooiste wens ter wereld
is: ‘Gods liefde toegewenst’.

(Naar aanleiding van 1 Korintiërs 13 uit de bijbel: ‘Niets is sterker dan de liefde’)

© Hans Cieremans

Samen leven

Als ik ‘God’ zeg, zeg jij ‘Allah’,
ik zeg ‘kerk’, jij ‘moskee’.
Ik eet ‘kerstkrans’, jij ‘baklava’,
jouw ‘imam’, mijn ‘dominee’.

Ik zeg ‘Jezus’, jij ‘Mohammed’,
ik lees ‘Bijbel’, jij ‘Koran’
Mijn kind ‘Jan’ heet bij jou ‘Achmed’.
‘Vasten’ noem jij ‘ramadan’.

‘Schriftlezing’ heet ‘reciteren’.
Ik kook ‘westers’, jij ‘halal’.
‘Suikerfeest’ of ‘kerstfeestsferen’,
jij ‘kebab’, ik ‘bitterbal’.

Laat verschillen ons niet scheiden,
maar zoek wat ons samen bindt.
Zoek de God die ons wil leiden,
die verschillen overwint.

© Hans Cieremans

Herfst

Spinnenwebben worden zichtbaar
door de natte ochtenddauw.
Als kristalheldere parels
in de frisse ochtendkou.
En de zon haast doorgebroken,
weerkaatst straaltjes op het rag.
En je ruikt de klamme geuren
van een fraaie herfstdag.

Het is windstil en de veldslak
laat een spoor na op het pad.
Op de straat zie je de kleuren
van het afgevallen blad.
In de tuin staan bolchrysanten,
elfenbankjes in het mos.
Egels gaan snel ‘winterslapen’
op het veld en in het bos.

Boven omgeploegde akkers
hangt een grijze nevel laag.
Hangen roestig bruine blaadjes
aan een lange beukenhaag.
Zie je trekvogels vertrekken,
want straks wordt het hier te guur.
Veel insecten zullen sterven.
‘t Is de wet van de natuur.

Eiken en kastanjebomen
zitten vol met rijpe vrucht.
Kijk ik naar mijn eigen adem
in de kille ochtendlucht.
Dan zit ik me af te vragen:
‘Laat God door de mist misschien
op die wondermooie herfstdag
ons Zijn eigen adem zien?’

© Hans Cieremans

 

Herfst

Spinnenwebben worden zichtbaar
door de natte ochtenddauw.
Als kristalheldere parels
in de frisse ochtendkou.
En de zon haast doorgebroken,
weerkaatst straaltjes op het rag.
En je ruikt de klamme geuren
van een fraaie herfstdag.

Het is windstil en de veldslak
laat een spoor na op het pad.
Op de straat zie je de kleuren
van het afgevallen blad.
In de tuin staan bolchrysanten,
elfenbankjes in het mos.
Egels gaan snel ‘winterslapen’
op het veld en in het bos.

Boven omgeploegde akkers
hangt een grijze nevel laag.
Hangen roestig bruine blaadjes
aan een lange beukenhaag.
Zie je trekvogels vertrekken,
want straks wordt het hier te guur.
Veel insecten zullen sterven.
‘t Is de wet van de natuur.

Eiken en kastanjebomen
zitten vol met rijpe vrucht.
Kijk ik naar mijn eigen adem
in de kille ochtendlucht.
Dan zit ik me af te vragen:
‘Laat God door de mist misschien
op die wondermooie herfstdag
ons Zijn eigen adem zien?’

© Hans Cieremans

De vijfde dag

’s Ochtends bij het ochtendgloren,
werd een nieuwe dag geboren
en je kon de vogels horen,
op de vijfde scheppingsdag.
Op die dag schiep God de kauwen,
merels, lijsters, mussen, pauwen,
karekieten, rode wouwen.
Het was goed toen God het zag.

Vogels die de aard’ verfraaien,
oeverlopers, reigers, kraaien,
Turkse tortels, Vlaamse gaaien
in een bonte kleurenpracht.
Uilen, spechten, vinken, meeuwen,
eksters, mezen, ganzen, spreeuwen.
Het verbaast de mens al eeuwen
hoe de Schepper het bedacht.

Toen het duister in ging treden,
keek God in Zijn Hof van Eden.
Hij was trots en heel tevreden
met Zijn hele scheppingsplan.
Maar God zocht, zo liet Hij merken
nog een kroon op al Zijn werken:
‘Vreemde vogels’ zonder vlerken
en zo schiep Hij vrouw en man.

© Hans Cieremans

 

De eeuwenoude kerk

Op een heuvel tussen bomen
een stil getuige van Gods werk,
waar elke zondag mensen komen,
staat daar een eeuwenoude kerk.
De vloer bestaat vooral uit graven
van mensen, meestal onbekend.
Die kerk is een vertrouwde haven
een fraai historisch monument.
Daar wordt gepreekt, daar zingen koren,
daar wordt gedoopt, daar wordt getrouwd.
Waar eeuwenlang God ons laat horen,
dat Hij heel veel van ons houdt.

Het orgel en de koop’ren kronen,
een prachtig brandgeschilderd raam.
Het is het huis waar God wil wonen
en waar men luistert naar Zijn naam.
De doopvont en de consistorie,
de preekstoel met het ornament.
Het is een kerk zo vol historie,
daar is God eeuwenlang present.
En alle klokken in de toren,
die elke week luidruchtig slaan
om de mens te laten horen
dat Zijn woord nooit zal vergaan.

Op een heuvel tussen bomen,
een stil getuige van Gods werk,
waar elke zondag mensen komen,
staat daar een eeuwenoude kerk.
De houten banken, kandelaren,
de altijd zo vertrouwde geur.
Het ging nooit weg in al die jaren,
‘t ijz’ren hek, de zware deur.
Die kerk, dat is voor mij het teken,
dat God eens naar de mensen zond
en door de eeuwen nooit bezweken.
Dat is Zijn Eeuwige Verbond.

© Hans Cieremans

 

De vlinder

Dat we afscheid moesten nemen
is al zoveel jaar gelee.
Maar ik kan je niet vergeten,
‘k draag je altijd met me mee.
Jij vloog weg toen als een vlinder,
leek bevrijd van je cocon.
Zocht je weg van aardse zorgen,
naar het volle licht; de zon.
Waar de stralen van weerkaatsten,
op je vleugels zijdezacht,
rijk gevuld met bloemengeuren
in een lente kleurenpracht.

Toch voel ik mijn tranen branden
als ik naar het zonlicht staar.
Ik zie duizend vlinders fladd’ ren
en ik voel: ; Jij bent ook daar.’
Ik zou met je willen vliegen
naar de verre horizon,
maar ik zit hier nog gevangen
in een knellende cocon.
Toch geloof ik te verwachten,
ondanks tranen van gemis,
zodra mijn cocon gaat breken,
er voor mij ook vrijheid is.

En dan vlieg ik naar de hemel,
‘t kost nog eventjes geduld.
Dan krijg ik ook lente kleuren,
word met bloemengeur gevuld.
Dan zal ook de zon weerkaatsen
op mijn vleugels zijdezacht.
En ik zal je weer ontmoeten,
omdat jij daar op mij wacht.
En we vliegen samen verder
op een schitterende reis
Tot we eens zijn aangekomen
in het vlinderparadijs.

Eenmaal zijn we allen vlinders,
zal het altijd lente zijn.
Bonte mengeling van kleuren,
bloemengeuren, zonneschijn.
Eenmaal zijn we allen vlinders
zonder knellende cocon.
Van verdriet geplengde tranen,
zijn verdampt door warme zon.
Eenmaal zijn we allen vlinders
hebben wij elkaar weer lief.
Wie zou niet willen geloven
in zo’n toekomstperspectief?

© Hans Cieremans

Dooplied

Vandaag word jij aangenomen
door het teken van de doop.
Laat God kind’ren tot Hem komen
in het perspectief van hoop.
Hoop om met de Heer te leven
in een levenslang verband.
En jouw naam wordt bijgeschreven
in de palm van Gods hand.

Tussen talloos vele namen,
wordt jouw naam door God herkend.
Zul jij zelf je doop beamen
als je eens volwassen bent?
Zal jouw naam genoemd bij ‘t dopen
in Gods handpalm blijven staan?
‘t Is jouw keuze naar wij hopen,
dat je steeds tot Hem zult gaan.

God die wil jou hier aanraken,
jou aanvaarden als Zijn kind.
En bij ‘t eigen keuzes maken,
hoopt Hij dat je Hem steeds vindt.
En je ouders hier beloven
te vertellen van Gods Woord.
En zij zeggen te geloven,
dat jij aan Hem toebehoort.

En we dopen met de namen
Vader, Zoon en Heil’ge Geest.
En wij mensen zeggen samen:
‘Dat is reden voor een feest.’
Want straks ben je aangenomen
door het teken van de doop.
En zo mag je tot God komen
in geloof, in liefde, hoop.

© Hans Cieremans