Kinders houdt eens op met klieren,
‘k moet de kerstboom nog versieren.
Straks dan gaan we kerstfeest vieren
en ik heb nog niks in huis.
En dan komt de kerstvisite,
jullie zijn niet te genieten.
Ik probeer nu op te schieten,
Kom op, houd je handen thuis.
Ik moet nog cadeautjes kopen,
zijn de winkels nog wel open?
Het is droog toch mag ik hopen?
Ach, het regent dat het giet.
Ik moet mij ook nog verkleden,
daar komt oma aangereden
Veel te vroeg is zij, ach heden.
Nou, ze pakt maar een Margriet.
‘k Ga maar eerst de tafel dekken
met de zilveren bestekken.
Tjee, mijn kleding vol met vlekken,
dus ik moet iets anders aan.
Nu mijn pokerface opzetten.
Zeg, waar liggen kerstservetten?
Ik moet op de kind’ ren letten,
‘k heb de neiging om te slaan.
Ha, de gasten komen binnen,
maar ik ben haast buiten zinnen,
voor het kerstfeest kan beginnen.
‘Welkom, je bent mooi op tijd.
Hier staat kaas en daar de nootjes.
Ja, leg daar maar de cadeautjes.
Heb je trek in een cointreautje?’
Kerst wat een gezelligheid.
‘Zullen we cadeautjes delen?
Anders gaan we ons vervelen.
Stop met je mobieltje spelen.
Kom, neem nog een bitterbal’.
.O, nou gaan ze moppen tappen,
ik houd echt niet van die grappen,
die ik liever niet wil snappen
en heel snel vergeten zal.
Als de mensen straks naar huis gaan,
laat ik heel gewoon de vaat staan.
Ik plof neer en zet de buis aan,
morgen verder, ik zit stuk.
Wat ik nu steeds vaker merk,
ja dat ik moe ben en niet sterk sta.
Of ik morgen naar de kerk ga?
Ben je gek joh, veel te druk.
© Hans Cieremans