De taal van de muziek

(Melodie: Alle Menschen werden Brüder)

Taal die alle mensen spreken,
taal van de saamhorigheid.
Als de woorden ons ontbreken
toch verstaanbaar wereldwijd.
Taal voor rijken, taal voor armen
of je ziek bent of gezond.
Taal die mensen blijft verwarmen,
zwart, wit, rood of kakelbont.

 Taal die vele noden lenigt,
taal wie droef is vrolijk maakt.
Taal die mensen steeds verenigt,
taal die mensenharten raakt.
Taal van liefde en van vrede,
waar ter wereld wij ook gaan.
Taal van heden en verleden,
taal die eeuwig blijft bestaan.

 Taal die mensen willen horen,
die verzacht verdriet en pijn.
Taal ook van de eng’ lenkoren
als we in de hemel zijn.
Taal aan iedereen gegeven,
van modern tot aan klassiek
Geen mens kan er zonder leven.
‘t Is de taal van de muziek.

© Hans Cieremans

 

De eeuwenoude kerk

Op een heuvel tussen bomen
een stil getuige van Gods werk,
waar elke zondag mensen komen,
staat daar een eeuwenoude kerk.
De vloer bestaat vooral uit graven
van mensen, meestal onbekend.
Die kerk is een vertrouwde haven
een fraai historisch monument.
Daar wordt gepreekt, daar zingen koren,
daar wordt gedoopt, daar wordt getrouwd.
Waar eeuwenlang God ons laat horen,
dat Hij heel veel van ons houdt.

Het orgel en de koop’ren kronen,
een prachtig brandgeschilderd raam.
Het is het huis waar God wil wonen
en waar men luistert naar Zijn naam.
De doopvont en de consistorie,
de preekstoel met het ornament.
Het is een kerk zo vol historie,
daar is God eeuwenlang present.
En alle klokken in de toren,
die elke week luidruchtig slaan
om de mens te laten horen
dat Zijn woord nooit zal vergaan.

Op een heuvel tussen bomen,
een stil getuige van Gods werk,
waar elke zondag mensen komen,
staat daar een eeuwenoude kerk.
De houten banken, kandelaren,
de altijd zo vertrouwde geur.
Het ging nooit weg in al die jaren,
‘t ijz’ren hek, de zware deur.
Die kerk, dat is voor mij het teken,
dat God eens naar de mensen zond
en door de eeuwen nooit bezweken.
Dat is Zijn Eeuwige Verbond.

© Hans Cieremans

 

De vlinder

Dat we afscheid moesten nemen
is al zoveel jaar gelee.
Maar ik kan je niet vergeten,
‘k draag je altijd met me mee.
Jij vloog weg toen als een vlinder,
leek bevrijd van je cocon.
Zocht je weg van aardse zorgen,
naar het volle licht; de zon.
Waar de stralen van weerkaatsten,
op je vleugels zijdezacht,
rijk gevuld met bloemengeuren
in een lente kleurenpracht.

Toch voel ik mijn tranen branden
als ik naar het zonlicht staar.
Ik zie duizend vlinders fladd’ ren
en ik voel: ; Jij bent ook daar.’
Ik zou met je willen vliegen
naar de verre horizon,
maar ik zit hier nog gevangen
in een knellende cocon.
Toch geloof ik te verwachten,
ondanks tranen van gemis,
zodra mijn cocon gaat breken,
er voor mij ook vrijheid is.

En dan vlieg ik naar de hemel,
‘t kost nog eventjes geduld.
Dan krijg ik ook lente kleuren,
word met bloemengeur gevuld.
Dan zal ook de zon weerkaatsen
op mijn vleugels zijdezacht.
En ik zal je weer ontmoeten,
omdat jij daar op mij wacht.
En we vliegen samen verder
op een schitterende reis
Tot we eens zijn aangekomen
in het vlinderparadijs.

Eenmaal zijn we allen vlinders,
zal het altijd lente zijn.
Bonte mengeling van kleuren,
bloemengeuren, zonneschijn.
Eenmaal zijn we allen vlinders
zonder knellende cocon.
Van verdriet geplengde tranen,
zijn verdampt door warme zon.
Eenmaal zijn we allen vlinders
hebben wij elkaar weer lief.
Wie zou niet willen geloven
in zo’n toekomstperspectief?

© Hans Cieremans

Moeder

Die rimpelige hand, die mijn eigen hand omklemt,
die glimlach die doet twijf’ len of je mij nog wel herkent.
Die vlekken op je jurk en die verloren plas,
die haren in de war, dat gebitje in je tas.

Die naam die je fluistert van mijn vader, van jouw man,
die tranen die ik zie als je aldoor roept om ’Jan’.
Die afgezakte kousen, alles klef en nat,
die beker met dat tuitje, die rolstoel met dat blad.

 Lieve moeder, ’t is zo vreemd,
zo vreemd, het gaat zo gauw.
Vroeger was je toch zo’n and’ re vrouw.
Ik wou dat jij het nog een keer begrijpen zou
als ik zeg: ’Ik houd heel veel van jou’.

 Dat huis waar je woont, die kamer met dat bed,
op die rand daarboven staat vader zijn portret.
Die ene kast met kleren, die wasbak met die kraan
die ongepoetste schoenen , die ik naast je bed zie staan.

 En nog steeds die hand die mijn eigen hand omklemt
en nog steeds die glimlach: ‘Word ik wel of niet herkend?’
Al die goede jaren, als een film voorbij gegaan,
ik zoek alsmaar vertwijfeld naar de zin van jouw bestaan.

 Lieve moeder, ’t is zo vreemd,
zo vreemd, het gaat zo gauw.
Vroeger was je toch zo’n and’ re vrouw.
Ik wou dat jij het nog een keer begrijpen zou
als ik zeg: ’Ik houd heel veel van jou’.

© Hans Cieremans

 

Dementie

Geheugen stuk,
wiss’ lende stemming.
Angst en depressie,
boosheid, ontremming.
Soms ook afatisch,
toekomst dramatisch.
Wie, waar, wanneer,
alles verward.
Alzheimer is
zo ontluisterend hard.
Geen medicijn kan
die toestand keren,
hooguit wat pillen
die onrust kalmeren.

Risperidon,
Melatonine,
Haloperidol,
Rivastigmine.
Receptjes schrijven
om kalm te blijven.
Plaats, tijd, persoon,
niets wordt herkend.
Je leeft met een stigma
en dat heet ‘dement’.
Train ’t geheugen
door reminisceren.
Benader empathisch
door te valideren.

Decorumverlies,
confabuleren,
hallucinaties,
weg vegeteren.
Vreemd mechanisme
van egocentrisme.
We zoeken termen
voor een groot leed.
Waarvoor geen mens
een oplossing weet.
De dementie,
waar velen voor vrezen.
Wanneer komt de tijd,
dat dit kan genezen?

© Hans Cieremans

Als ik mezelf niet meer ben

Als mijn geheugen het eens af laat weten
en ik mezelf niet meer ben.
Als ik gekweld word door angstig vergeten,
als ik jou niet meer herken.
Als ik niet meer uit mijn woorden kan komen,
als ik soms plas in mijn broek.
Als dementie levenszin heeft ontnomen,
kom dan bij mij op bezoek.

Breng dan wat kleur in mijn leven,
ook al weet ik niet meer wie je bent.
Vergeet me dan niet en troost me heel even,
geef me soms nog zo’n kostbaar moment.

Als ik niet weet hoe ik mij aan moet kleden,
ben ik de weg kwijt geraakt.
Als ik geen toekomst meer zie in het heden,
als tijd het verschil niet meer maakt.
Als mijn gedachten in mist gaan verdwijnen,
herinn’ ring in nevelen hult.
Als ik dan huil, leg jouw hand in de mijne,
leid mij naar het licht, met geduld.

Breng dan wat kleur in mijn leven,
ook al weet ik niet meer wie je bent.
Vergeet me dan niet en troost me heel even,
geef me soms nog zo’n kostbaar moment.

Als op een dag de mist op zal trekken,
laat me dan los, laat me gaan.
Ik ga dan op reis, een nieuw leven ontdekken,
een reis naar een eeuwig bestaan.
Maar blijf tot die dag, dat de mist wordt verdreven,
bereid saam de reis met me voor.
De reis van vertrouwen in ‘t eeuwige leven
waar ik bazuingeschal hoor

Maar blijf tot die tijd in mijn leven,
ook al weet ik niet meer wie je bent.
Vergeet me dan niet en troost me heel even,
geef me soms nog zo’n kostbaar moment.

© Hans Cieremans

Dooplied

Vandaag word jij aangenomen
door het teken van de doop.
Laat God kind’ren tot Hem komen
in het perspectief van hoop.
Hoop om met de Heer te leven
in een levenslang verband.
En jouw naam wordt bijgeschreven
in de palm van Gods hand.

Tussen talloos vele namen,
wordt jouw naam door God herkend.
Zul jij zelf je doop beamen
als je eens volwassen bent?
Zal jouw naam genoemd bij ‘t dopen
in Gods handpalm blijven staan?
‘t Is jouw keuze naar wij hopen,
dat je steeds tot Hem zult gaan.

God die wil jou hier aanraken,
jou aanvaarden als Zijn kind.
En bij ‘t eigen keuzes maken,
hoopt Hij dat je Hem steeds vindt.
En je ouders hier beloven
te vertellen van Gods Woord.
En zij zeggen te geloven,
dat jij aan Hem toebehoort.

En we dopen met de namen
Vader, Zoon en Heil’ge Geest.
En wij mensen zeggen samen:
‘Dat is reden voor een feest.’
Want straks ben je aangenomen
door het teken van de doop.
En zo mag je tot God komen
in geloof, in liefde, hoop.

© Hans Cieremans

 

Paasmysterie

Het leven heeft de dood verslagen,
het licht de diepe duisternis.
Paasfeest, feest van duizend vragen
wonderlijk geheimenis.
Voor de mens niet te doorgronden:
‘Overwinning op de dood,
vergeving van de aardse zonden.’
‘t Paas-mysterie is zo groot.

Eén Mens moest die lasten dragen,
gaf Zijn leven daarvoor prijs.
Maar er blijven duizend vragen,
vragen zoekend naar bewijs.
Zijn wij niet als Thomas mensen,
ziende blind en horend doof?
Want bewijzen die wij wensen,
zijn bewijs van klein geloof.

‘t Heeft geen zin te redeneren,
zet de Paas-boodschap centraal.
Wonder-Pasen wil ons leren:
‘Er is hoop voor allemaal.’
Pasen biedt ons licht, nieuw leven,
uitzicht op de eeuwigheid.
Zo wordt toekomst ons gegeven.
Pasen dat de mens bevrijdt.

© Hans Cieremans

 

R.I.P.

Plannen vallen in het water,
toekomst is herinnering.
Er is vroeger, maar geen later,
‘dan’ is ‘toen’, nadat je ging.
Zomaar weg, van ons vertrokken
naar een wereld zonder tijd.
Waar de wijzers van de klokken,
tikken in de eeuwigheid.

Zo ver weg van mij verdwenen
zit je in mijn hart vlakbij.
In mijn droom ben je verschenen
en zo ben je toch in mij.
In een ruimte-loze vrijheid
zijn de grenzen niet te zien.
Het is slechts gevuld met blijheid,
waar ik jou hoop weer te zien.

Daar verdampen bitt’re tranen,
op de grazig groene wei.
Komen wij misschien weer samen
met geliefden van voorbij.
Van verdriet is nooit meer sprake,
treur ik niet om je verlies.
Dan gaan wij weer plannen maken.
Nou tot dan lief, ‘Rest In Peace’.

©Hans Cieremans

Het stigma van een vluchteling

Hij krijgt een stigma opgeplakt,
hij is een vluchteling,
een potentiële aanrander,
een agressieveling.
Misschien wel een gelukszoeker,
wie weet een terrorist,
gevaarlijk voor de maatschappij,
een echte Jihadist.

Vooroordelen zijn er zat
in het hele land.
Men steekt voor medemens’ lijkheid
de koppen in het zand.
Protesten worden agressief:
‘Hier geen AZC,
het is bedreigend voor ons zelf,
rot op en weg ermee.’

Niet de arme vluchteling
bedreigt hier ons bestaan.
’t Is de dreiging van onszelf
‘bang en inhumaan’.
De oplossing die vind je niet
in de angst of haat.
Vlucht niet voor de vluchteling,
zoek hem op en praat.

Een vluchteling, gewoon een mens
zoals als jij en ik.
Allebei getalenteerd,
dat is geen slechterik.
Het stigma van de vluchteling,
dat is geen stuiver waard.
Als je luistert naar zijn nood
en hem als mens aanvaardt.

©Hans Cieremans