verzet3

verzet

‘Wie zijn toch die vreemde mensen?
Ik herken hier geen gezicht.
Ik wil weg, ik moet naar huis toe.
Waarom zit de deur hier dicht?
Wie ben jij, toch niet mijn dochter?
‘k Moet naar huis, mijn moeder wacht.
Laat me gaan, houd mij niet tegen.
Wie heeft mij hier heen gebracht?

Zeur niet zo, ik wil geen koffie,
‘k erger me hier geel en groen
Laat me los, ik wil niks eten.
Waarom moet ik rustig doen?
Laat me gaan, maak de deur open,
wie denkt u wel dat u bent?
Ik moet weg hier bij die mensen,
alles is hier onbekend’.

‘k Ben zo moe, mag ik gaan zitten?
Ik begrijp er niets meer van.
Moet ik blijven, ook hier slapen?
En waar is mijn moeder dan?
O, wat zal ze ongerust zijn,
‘k denk de hele dag aan haar.
‘k Geef het op, bent u hier zuster?
Geef me toch de koffie maar.

Ja, ik heb een lieve moeder,
zij zorgt altijd goed voor mij.
Waarom moet ik nou hier blijven?
‘k kan er met mijn pet niet bij.
Nou, de koffie smaakt best lekker
heb jij die voor mij gezet?
Dank je wel, ik wil nu slapen.
Zuster, breng je me naar bed?

© Hans Cieremans