Een levensechte babypop
zat bij haar op schoot.
Ze zong er kinderliedjes voor,
waarvan ze zelf genoot.
Ze knuffelde haar babypop,
gaf zoentjes bij de vleet.
Zoals ze bij haar kinderen,
vroeger altijd deed.
De babypop verzorgde zij
met veel tederheid.
Zij herbeleefde door die pop,
haar eigen mooiste tijd.
De tijd dat zij haar kind’ ren kreeg,
en heel gelukkig was.
Nog heel jong, vol energie,
maar ook zo groen als gras.
Ze lachte naar haar babypop,
en brabbelde dan wat,
En af en toe als zuster hielp,
dan ging de pop in bad.
En als de pop was afgedroogd
dan ging hij mee naar bed.
‘Ik ga slapen, ik ben moe‘
zong zij als slaapgebed.
De levensechte babypop
lag zo naast de vrouw.
Die verstaanbaar fluisterde:
‘Ik houd zoveel van jou’.
Dan gaf ze pop een dikke zoen
en dutte lekker in.
Die levensechte babypop
gaf aan haar leven zin.
© Hans Cieremans