Ik lig in bed, maar ik kan niet slapen.
ik pieker, ik draai en ik woel.
Ik sluit mijn ogen en tel duizend schapen,
ik heb een onrustig gevoel.
Ik doe het licht aan en ga maar wat lezen,
maar mijn aandacht verslapt.
Jij mag geen bezoek, hoe zou het nu wezen?
Ik weet dat jij het niet snapt.
Ik bel elke dag en soms ga ik skypen,
dan kan ik je spreken en zien.
Ik vraag me af; ‘Zou jij het begrijpen?’
Al heb je wel praatjes voor tien.
Ik mis je zo, ik wil je aanraken,
een zoen en een aai op je bol.
Ik wil met je kletsen, een wandeling maken,
hoe lang houden wij dit nog vol?
Ik doe het licht uit en tel maar weer schaapjes,
de wekker wijst half drie aan.
Maar ik doe alleen een paar hazenslaapjes,
daarom ben ik maar opgestaan.
Het is buiten donker, de straat is verlaten,
de regen striemt op het raam.
Dan moet ik huilen, ik kan het niet laten,
gek dat ik mij daarvoor schaam.
Tegen de morgen als het weer licht wordt
val ik in slaap op de bank.
Nog heel even rust, al is het maar heel kort,
de nacht is voorbij godzijdank.
Straks ga ik weer naar je skypen of bellen,
een dagelijks vast ritueel.
Hoe lang het duurt is niet te voorspellen.
maar elke dag meer is te veel.
© Hans Cieremans