Moederlief heeft Alzheimer,
ze klaagt soms steen en been.
Maar het allerergste is,
het treft haar niet alleen.
Ze belt me om de haverklap,
dan weet ze het niet meer.
Maar ik denk: ‘O, mijn hemellief,
daar heb je moeder weer’.
‘Lieve kind, waar ben je nu,
kom je er al aan?’
‘Moeder, ik sta op het punt
om naar mijn werk te gaan’.
‘O, je zou toch komen nu,
ik voel me echt niet goed.
Het is toch zondag,
da’s toch vreemd,
dat jij dan werken moet’.
‘Moeder het is donderdag,
ik ben al veel te laat.
Zondag kom ik echt naar jou,
dan zie ik hoe het gaat’.
‘O, is het nu donderdag
en kom je zondag dan?
Kom je met de kinderen
of kom je met je man?’
‘ Moeder dat weet ik nog niet,
ik ga nu hangen hoor.
Ik heb een afspraak, houd je rust
ik moet er nu vandoor’.
‘Maar je zou toch komen nu,
’t is zondag toch nietwaar?
O nee, het is donderdag,
ik voel me toch zo raar’.
‘Nou moedertje, ik ga nu echt
tot zondag, ik hang op’
Ik zucht en denk: die Alzheimer
zet alles op zijn kop.
Zo gaat het elke dag opnieuw,
het wordt bijna gewoon.
Ik haast me om naar ’t werk te gaan,
dan gaat de telefoon.
‘Lieve kind, waar ben je nu,
kom je er al aan?’
Dan gooi ik de hoorn erop,
ik kan het niet meer aan.
Maar dan voel ik me schuldig,
dat ik geen antwoord gaf.
Dan ga ik naar mijn moeder toe
en zeg mijn afspraak af.
© Hans Cieremans