In de troosteloze bossen
van het groot Alzheimerwoud,
staan alleen maar kale bomen,
is het somber en ijskoud.
Dorre planten, die niet groeien,
want het mist er elke dag.
Kaal gevreten struikgewassen,
zitten vol met spinnen rag.
Het woud lijkt door God verlaten,
’t is een bos dat wordt gehaat.
En ik vraag daarom mezelf af
of er wel een God bestaat?
Want geen mens laat je daar wonen,
’t is een plek waar je van rilt.
Waarom wonen er toch mensen,
angstig, eenzaam, ongewild?
Maar toch zijn er kleine bloempjes,
onopvallend, hemelsblauw.
Tedere vergeet-me-nietjes,
die me zeggen: ‘’k Houd van jou’.
Zijn die bloempjes soms een teken,
dat er hoop op leven is,
zelfs in troosteloze bossen,
leven ondanks duisternis?
Zoek naar die vergeet-me-nietjes,
zeldzaam, kwetsbaar en heel broos.
Want als wij die bloempjes vinden,
blijft het woud niet troosteloos.
Zijn er tekenen van leven,
pluk ze daarom elke dag
Dan zie je weer zonnestralen,
die je bijna nooit meer zag.
© Hans Cieremans