de verdwaalde ik

De dagen verwar je
vaak met de nachten,
je vraagt naar je moeder,
vreemde gedachten.
Wis’ lende stemming,
boosheid, ontremming.
Je wordt niet begrepen,
het maakt je zo bang,
je ijsbeert dwangmatig
over de gang.
De deur zit op slot,
die gaat niet meer open,
om te voorkomen
dat jij weg zou lopen.

Jij kent geen toekomst,
er is slechts het heden,
je weet vaag met flarden
iets uit je verleden.
Je geest is vertroebeld,
je kleding bezoedeld,
dat zit vol met vlekken,
die jij hebt gemorst.
Je handen die trillen,
waardoor je steeds morst.
Je bent onverstaanbaar,
jij bent afatisch.
je staart in het niets,
futloos, apathisch

Gekeerd in jezelf
laat jij je verzorgen.
Je ware emoties
die blijven verborgen.
Je kunt niet meer stralen,
je blijft maar herhalen.
Je gaat achteruit
en dat gaat hard.
Niets is meer helder,
maar alles verward.
Jouw werk ‘lijkheid
is niet de mijne,
zo zie ik je langzaam
in mist gaan verdwijnen.

© Hans Cieremans