klagen mag (af en toe)

Mantelzorg beheerst mijn leven,
geen moment rust, zelfs niet even,
‘k geef het vierentwintig zeven,
dag en nacht, het houdt niet op.
’t Breekt me op van lieverlede
en ik voel me moegestreden,
‘k heb mijn grenzen overschreden,
al die zorgen aan mijn kop.

‘k Kan geen afspraken meer maken,
steeds meer vrienden die afhaken
‘k moet je dag en nacht bewaken,
voor ‘k weet doe jij weer vreemd.
Elke dag dat negatieve,
achterdocht en destructieve,
ik ben steeds op mijn qui-vive,
‘k voel me in mijn huis ontheemd.

Ik zit hier met duizend vragen
en ik moet die mantel dragen,
daarom wil ik wel eens klagen,
ik ben immers niet van steen.
Ach, jij kunt het schip niet keren
en je kunt je niet verweren,
maar het kan me irriteren,
‘k voel me soms verdomd alleen.

Mantelzorg beheerst mijn leven,
geen moment rust, zelfs niet even,
‘k geef het vierentwintig zeven
en ik zie geen perspectief .
Maar je kunt echt op me bouwen,
dit is ook een vorm van rouwen,
ik zou zo weer met je trouwen,
want je bent en blijft mijn lief.

© Hans Cieremans