Geschreven op de melodie van ‘het dorp’ van Wim Sonneveld
We woonden in dezelfde straat,
ik zat op school, jij was soldaat,
verliefdheid maakte me van streek.
In ’t weekend kwam je met verlof,
dan leek het altijd net alsof
je bij mij thuis naar binnen keek.
En ja, je kwam een keer voorbij
en lachte breeduit tegen mij
je vroeg mij om verkering
Ik was net van de MULO af,
de eerste zoen die jij me gaf
was na mijn diplomering.
We waren samen in de wolken,
verliefdheid, wat een pril geluk.
Er lag een toekomst voor ons open,
het leven kon voor ons niet stuk.
We waren toen heel jong getrouwd,
we dachten lang nog niet aan ‘oud’,
we kregen ook al snel een zoon.
En nog twee dochters naderhand,
we hadden het heel florissant,
geluk dat leek toen heel gewoon.
We kenden met elkaar veel vreugd,
de kinders met een blijde jeugd,
al was ‘t soms ook veelbewogen.
Ze kwamen allen goed terecht,
de gezinsband bleef heel hecht,
ze zijn intussen uitgevlogen.
We kwamen opnieuw in de wolken,
het leven bracht ons weer geluk.
Jij werd opa en ik oma,
het leven kon nog lang niet stuk.
Maar toen werd het leven hard,
jij raakte angstig en verward.
je was jezelf volledig kwijt.
Ik zocht vergeefs naar mijn soldaat,
die stoere kerel uit mijn straat,
verdwenen in vergetelheid.
Het was een hele boze droom,
geluk bleek niet meer zo gewoon,
jouw dementie raakt ons nu beiden.
Geluk van samen dat verdween,
we zijn nu samen heel alleen,
want we leven nu gescheiden.
We leven nu op donk’ re wolken,
sinds jij naar het verpleeghuis ging.
De toekomst is compleet onzeker,
geluk is nu herinnering.
© Hans Cieremans