Vroeger was je heel innemend,
levenslustig, grappig, lief.
Nu ben jij heel achterdochtig,
angstig, somber, inactief.
Als je mij iets wil vertellen
snap ik niet wat jij bedoelt.
En ik moet voortdurend gissen,
wat jij denkt en wat jij voelt.
Als ik bij je op bezoek kom,
ben jij in jezelf gekeerd.
Om contact met je te maken,
heb ik alles geprobeerd.
Meestal ben je dan onrustig
en ook heel vaak prikkelbaar.
Wat een vreemde zuster wel lukt,
krijg ik zelf niet voor elkaar.
Dan zit ik me af te vragen
hoe dat kan, want zij is vreemd.
Is dat omdat jij nu hier bent,
dat je mij dat kwalijk neemt?
Of dat vreemde ogen dwingen?
‘k Weet het niet, maar het doet zeer.
Ik mis jou, ik wil je helpen,
maar ik weet het soms niet meer.
‘k Mis de lichtjes in je ogen,
jouw beminnelijke lach.
En waar ik niet aan kan wennen:
Jouw veranderde gedrag.
‘k Mis je liefdevolle aandacht,
ik ben zoveel van je kwijt.
Ik mis alles wie jij ooit was.
Waar is jouw persoonlijkheid?.
© Hans Cieremans