De mantelzorger

Ik geef je aandacht,
zorg voor je eten.
Ik help je douchen,
ik ben versleten.
Ik houd je bezig,
jij bent afwezig.
Jij reageert niet,
wat ik ook doe.
Jij bent onrustig,
ik ben doodmoe.
Jij blijft me claimen,
jij bent ongeduldig
en als ik boos word,
dan voel ik me schuldig.

Ik kleed je aan,
ik moet voor je koken
en na het eten
ben ik gebroken.
Jij gaat dan zitten
in je stoel pitten.
Jij merkt niet eens
dat ik koffie zet.
Je koffie wordt koud,
ik breng je naar bed.
En in de nacht
ga jij lopen dwalen.
Je kunt de wc niet
tijdig meer halen.

Dan moet ik dweilen
en je verschonen.
Ik ben slaapdronken,
jij bent in de bonen.
Jij loopt te gapen,
en gaat weer slapen
Ik vat de slaap pas,
als jij wakker wordt.
Ik voel me een wrak,
de nacht was te kort.
Vraag iemand zich af
hoe ‘t morgen zal wezen,
ga dit gedicht dan
van bovenaf lezen

© Hans Cieremans