Er wordt over mij gesproken,
tijdens een vergadering.
Over mijn te korte lontje,
over mijn benadering.
Men noemt mij daar achterdochtig,
mijn gedrag is ongepast
en de andere bewoners,
bezorg ik veel overlast.
Er wordt over mij gesproken,
door familie en bezoek.
Ik heb negatieve invloed
en een vies ruikende broek.
Mensen blijven op een afstand
en ze zijn vooral kortaf.
‘k Zie dat ze van mij kletsen,
het bezoek roddelt wat af.
Er wordt over mij gesproken,
wat ze met me moeten doen.
Mijn decorum is verdwenen,
het ontbreekt me aan fatsoen.
Volgens hen gaat niet langer,
ik hoor hier niet langer thuis.
Ik breng onrust bij bewoners,
ik bezorg alleen maar ruis.
Mensen praten, praten, praten
mensen klagen steen en been.
‘Geef die man toch medicijnen,
stuur hem ergens anders heen’.
Hierdoor voel ik mij niet veilig,
ik weet niet meer waar ik ben.
Ik kan niemand hier vertrouwen,
omdat ik geen mens herken.
Ik wil weg, ik wil naar huis toe,
laat me los, houd mij niet vast.
Nee, ik laat me hier niet dwingen,
kletspraat met je overlast.
En als je mij terecht gaat wijzen,
geef ik je een scheldpartij.
‘t Wordt pas beter als je dit doet:
‘Praat niet OVER, maar MET mij’.
© Hans Cieremans