zestig jaar getrouwd

Schat, we zijn nu oud,
zestig jaar getrouwd
en nu wonen we weer apart.
Jij zit in dat huis,
ik alleen hier thuis,
’t ging niet meer ,
je was te verward.
Nu mis ik je elke dag,
ook al kom ik naar je toe.
‘k Wil je dan graag knuffelen,
maar ik zou niet weten hoe.

Geen gelegenheid
voor genegenheid,
slechts een aai
en een dikke zoen.
Slapen zij aan zij
is er niet meer bij
en we moeten het daarmee doen.
Ik mis jouw intimiteit,
jouw gesnurk, jouw warme lijf.
‘k Houd alleen je hand nog vast,
als een soort van tijdverdrijf.

Schat, we zijn nu oud,
zestig jaar getrouwd,
maar zo voelt het
nu niet meer echt.
‘k Raak je steeds meer kwijt,
‘tot dood ons scheidt’,
daar komt nu niets meer van terecht.
Weg is de genegenheid,
dementie drijft ons uiteen.
Nooit meer  lepel, lepeltje,
het bed is nu voor mij alleen.

Hans Cieremans