‘k Hield mijn verdriet
jaren verborgen.
Geen tijd voor mezelf,
ik moest voor jou zorgen.
Groot was mijn draaglast,
ik was je houvast.
Het was doodvermoeiend,
ik was bekaf.
Je schreeuwde om aandacht,
die ik je dan gaf.
Steeds jouw herhalen,
jouw eindeloos drenzen.
Steeds vaker vergat ik
mijn eigen grenzen.
Toen moest jij weg, het ging thuis niet meer.
ik voelde me schuldig en bang.
Ik gaf het uit handen en dat deed me zeer.
Ik kwam op bezoek jarenlang.
‘k Hield mijn verdriet
daar ook verborgen.
Ik kwam elke dag
om voor jou te zorgen. |
Ik hielp bij ’t eten,
dat was ingesleten.
Mijn plichtsbesef,
hield mij op de been.
Mijn wereld werd klein,
ik stond vaak alleen.
Ik huilde van binnen,
‘k heb voor je gestreden.
Maar ‘t was onomkeerbaar,
je bent overleden.
Ik bracht je weg, je was er niet meer,
ik voel me nu leeg zonder jou.
Je rust is verdiend, maar ‘t doet me ook zeer.
omdat ik nog steeds van je hou.
‘k Houd mijn verdriet
nu niet meer verborgen.
Ik ben niet gewend
voor mezelf te zorgen.
Ik loop op mijn tenen,
vrienden verdwenen.
Het duurde te lang,
zij haakten af.
Daarom was het stil,
die dag bij het graf.
Maar toch wil ik niet,
de moed laten zakken.
Het zal moeilijk zijn
om de draad op te pakken.
Jij bent nu weg, je bent er niet meer,
ik voel me eenzaam, alleen.
Die lege plek, zo stil doet me zeer,
maar ‘k vecht me hier ook weer doorheen.
© Hans Cieremans