Zelfbeschikking over mijn leven,
verdwijnt met mijn geest in de tijd.
De zin van mijn leven lijkt afgeschreven,
eigen regie ben ik kwijt.
De deur zit op slot om mij te beschermen,
dat is voor mijn bestwil, zegt men.
Vreemden die zich over mij nu ontfermen,
terwijl ik daar niemand van ken.
Het maakt me woest, omdat deuren sluiten.
Ik voel het, ‘t is hier niet pluis.
Ik snap er niks van, want ik wil naar buiten,
mijn moeder wacht op me thuis.
Open die deur, want zij zit te wachten,
ze pesten mij hier heel bewust.
Ik zit hier gevangen al dagen en nachten,
mijn moedertje is ongerust.
Soms kan ik niet meer, dan ga ik maar zitten,
mensen hier maken me ziek.
De meesten zijn oud en zitten te pitten,
mijn moeder is vast in paniek.
Maar vecht hier door, tot mijn laatste snikken.
Dat deert niet, al word ik doodmoe.
Ik wil over mijn eigen leven beschikken,
ik moet naar mijn moedertje toe.
Moedertje lief, ik word niet begrepen,
jij was er altijd in nood.
Kun jij mij door die deuren heen slepen?
Ze zeggen, je bent allang dood.
Moeder ik word hier tot wanhoop gedreven,
maar ik kom naar jou door die deur.
Geen ander bepaalt dat moment in mijn leven,
want ik ben dan zelf regisseur.
© Hans Cieremans