Mijn moeder kan niet omgaan
met het ziek zijn van mijn pa.
Vandaar dat ik wat vaker
naar mijn ouwelui toe ga.
De sfeer is om te snijden,
pa krijgt steeds op zijn kop.
Ma blijft maar kissebissen
en houdt daar nooit mee op.
Dan zeg ik tot mijn moeder:
‘Pa kan er niets aan doen’.
Maar als pa weer de fout ingaat,
dan krijgt hij van katoen.
Dan zegt ze dat het luiheid is
en dat hij niks meer kan.
Maar dat het door zijn ziekte komt,
gelooft zij echt niks van.
‘Maar vader heeft toch dementie’
zeg ik tot moederlief.
Maar dat accepteert ze niet,
pa was altijd actief.
Dus wordt ze nu voortdurend boos
en wijst hem steeds terecht.
Zij ontkent en hij scheldt terug,
een eindeloos gevecht.
Toch willen ze niet uit elkaar,
maar niemand houdt dit vol.
Toch zegt ma: ‘Pa gaat niet weg,
‘k heb alles in control.
En pa zegt ook: ‘Ik blijf hier thuis,
want ik ben toch niet gek’.
Zo ga ik steeds weer moedeloos
t’ rug naar mijn eigen stek.
De situatie wordt kritiek,
onhoudbaar op den duur.
Maar ik sta met mijn brede rug
tegen een dikke muur.
Als je ouders oud worden,
is dat een groot cadeau.
Ik ben het met die stelling eens,
maar liever toch niet zo.
© Hans Cieremans