Ik loop hier, ik ben de weg kwijt.
ik weet niet waar ik hier ben.
‘k Ben het spoor volledig bijster,
hoewel ik het vaag herken.
‘k Wil naar huis, het is zo druk hier
en toch voel ik me alleen.
‘k Ben de straatnaam ook vergeten,
wie helpt mij, waar moet ik heen?
Ik loop hier, doodongelukkig,
er kijkt niemand om naar mij.
Welke kant moet ik nu op gaan?
Waar ik woon is vast vlakbij.
Waarom toeteren die auto’s,
mag ik hier misschien niet staan?
Mensen roepen dat ik weg moet,
maar ik wil naar huis toe gaan.
Mensen trekken me de stoep op,
ik moet weg van deze plek.
En ze gaan ook op me schelden,
ze verklaren mij voor gek.
En nu loop ik weer alleen hier,
waarom krijg ik op mijn kop?
‘k Wil naar huis, waar moet ik heen dan,
welke kant moet ik nou op?
Moet ik linksaf, moet ik rechtdoor?
Misschien zie ik een agent.
Maar wat moet ik aan hem vragen,
mijn adres is onbekend?
O, wat vind ik dit rampzalig,
de paniek slaat keihard toe.
Ik loop verder zonder richting,
ik ben moe, ja echt doodmoe.
Plotseling zie ik mijn vrouw daar,
fijn dat ik haar tegenkom.
Ik zeg: ‘Nou dat is toevallig’.
Zij moet huilen, maar waarom?
Dan neemt zij me mee naar huis toe,
opgelucht, maar aangebrand.
‘k Vraag me af wat er gebeurd is,
is er dan iets aan de hand?
©Hans Cieremans