boek3

verborgen ik

Zij verdwaalt in tijd
is de weg steeds kwijt.,
in haar mistig verborgen ik.
Schuifelt door de gang
vol bewegingsdrang
geen herkenning in haar blik.
Alles lijkt haar te ontgaan,
wat gaat in haar om?
Ik zie slechts een stille traan
en ik vraag me af : ‘Waarom?’

Kom maar heel dicht bij me schuilen,
voel mijn warmte, mijn gezicht,
zoute tranen van ons huilen.
Wanneer slaat dit boek nou dicht?

Het vergankelijke,
het afhankelijke,
is nog wat haar het leven biedt.
In een hersenschim,
zoekt ze levenszin,
die ze door dichte  mist niet ziet.
Schuifelt naar het einde toe,
van de lange gang,
Ze is moe, ontzettend moe,
uitgeput en ook doodsbang.

Kom maar heel dicht bij me schuilen,
voel mijn warmte, mijn gezicht,
zoute tranen van ons huilen.
Wanneer slaat dit boek nou dicht?

Wankel evenwicht,
zoekend naar het licht,
naar een wereld van nieuwe hoop.
Tot haar laatste snik
telt ‘het ogenblik’,
in de gang waar ik naast haar loop.
Angst zal gaan verdwijnen
als ze voor de gangdeur staat.
Waar ‘t licht doorheen zal schijnen
en die deur wijd open gaat

In dat licht daar mag je schuilen,
Schijnt de zon op jouw gezicht.
Drogen tranen van ons huilen,
slaat het boek voor eeuwig dicht

© Hans Cieremans