‘Doe de deur eens open nou,
want ik hoor hier niet thuis.
Mijn moeder zit te wachten,
laat me los, ik moet naar huis.
Ik heb drie kleine kinderen,
twee dochters en een zoon,
Het is al laat, ik moet hier weg,
naar huis toe, waar ik woon.
Wat ben jij een liegebeest,
jij bent toch niet mijn zoon?
Mijn zoon is klein, hij is pas vier.
Ach, jij jokt heel gewoon.
Moedertje, waar ben je nou?
Ze laten mij niet door.
Weg die hand, ik ben het zat,
ik moet naar huis toe hoor.
Houdt me nou niet tegen zeg,
ik sla je, ik word kwaad.
Blijf van me af, ik sla je niet,
als jij me buiten laat.
Ik moet naar mijn moeder toe,
schiet op, een beetje vlug
Help me nou, ik word zo moe,
ik moet naar huis terug’.
De moraal
Haar moeder en haar kinderen,
komen uit vroeger tijd.
Die tijd, dat is het ‘nu’ voor haar,
het biedt haar veiligheid.
Ga met haar samen mee naar toen,
zodat haar angst verstomt
En deel met haar haar wereldje,
totdat ze echt Thuis komt.
© Hans Cieremans