Niets zo zinloos, zo frustrerend,
zo verwoestend, irriterend,
niets ontziend en brein-verterend
als het erfelijke gen.
Wat je niet weet van tevoren,
waar je soms mee wordt geboren
en waarvan je krijgt te horen
door een CT- hersenscan.
Als de artsen je vertellen
en het risico voorspellen,
dat je hiermee krijgt te stellen,
dan weet jij alweer genoeg.
’t Zal je levensvreugd bedreigen,
kun je ‘t beter soms verzwijgen,
dat je dementie zult krijgen
en waarschijnlijk ook nog vroeg.
Durf je nog een toekomst plannen?
Hoe lang blijf je nog herkennen?
Hoe moet je hier nou aan wennen,
dat je eens zo wordt als hen,
die nu leven in vergeten,
die de namen niet meer weten,
hersencellen zijn versleten,
door een mensonterend gen?
Maar toch moet je blijven dromen,
dat het eens is te voorkomen
of vroegtijdig in te tomen
en je zo toch hopen laat.
Dat het gen is te bestrijden,
je van angsten kan bevrijden,
je niet zinloos hoeft te lijden,
dat het gen niet meer bestaat.
© Hans Cieremans