’t Lichaam is je levensmantel,
die je draagt en die je past.
Waar je zuinig op moet wezen,
ook al is hij niet kreukvast.
Want eens gaat je mantel slijten,
blijft niet meer je favoriet.
Al herstel je nog wat plekken,
lekker zitten doet hij niet.
Ook de kleur zal gaan verschralen,
zit je jas te krap of wijd.
Toont hij sporen van slijtage,
ingesleten door de tijd.
Soms dan vallen er zelfs gaten,
is hij hier en daar gescheurd.
Niets valt meer te repareren,
is het met je jas gebeurd.
En dan wordt je levensmantel,
of begraven of verbrand.
Maar die jas die jou beschermde
zat slechts aan de buitenkant.
Zo gaat het met alle mantels,
ze verdwijnen vroeg of laat.
Maar in die mantel zat iets anders,
iets dat nooit verloren gaat.
© Hans Cieremans