Als de wolken voor de zon gaan
en het zware onweer dreigt.
Als de lucht dan diep gitzwart wordt
en de donder niet meer zwijgt.
Als de regenbui dan losbarst
en de inslagen zijn zwaar,
dan wil ik graag naar jou vluchten,
wil ik schuilen voor gevaar.
Als de storm niet wil gaan liggen,
door blijft gieren in de nacht.
Als die stormwind mij beangstigt,
door zijn ongekende kracht.
Als de wind alles uiteen rukt,
als een leeuw doet met zijn vangst,
dan wil ik graag naar jou vluchten,
wil ik schuilen voor mijn angst.
Als de mist niet op wil trekken
mij belemmert in het zicht.
Als de wereld dan heel klein wordt,
somber, grijs en zonder licht.
Als de mist me laat verdwalen,
in de ijselijke kou.
Dan wil ik wel naar jou vluchten,
wil ik schuilen dicht bij jou.
Maar……..
Als de wolken eens wegtrekken
en de zon opnieuw weer schijnt.
Als de storm weer is gaan liggen,
donder en de mist verdwijnt.
Dan zal ik niet meer verdwalen
en niet bang zijn voor gevaar.
Dan hoef ik niet meer te vluchten,
zijn we veilig bij elkaar.
© Hans Cieremans