1 februari 1953

Zaterdagavond,
noordwesterstorm,
beukende golven,
de angst was enorm.
Kreunende dijken,
die zomaar bezwijken.
Door kracht van het water
zonder pardon.
Men vocht en men bad,
het water dat won.
Zeeland verdween,
het land werd verzwolgen.
Een ramp zonder weerga
met grote gevolgen.

De storm trok aan
tot een orkaankracht.
Verraste de mensen
laat in die rampnacht.
Achter de dijken
dreven de lijken.
Wie overleefde
was hulpeloos bang.
Pas uren later
kwam redding op gang.
Voor sommigen werd
er redding geschonken.
Maar die kwam te laat,
voor hen die verdronken.

De echte gevolgen
zag men pas later.
Dood en verderf
door ‘t kolkende water.
Een ramp, niet te winnen,
gebroken gezinnen.
‘Hoe kon het gebeuren?’
vroeg men zich af.
Water doet leven,
maar was hier een graf.
Bestaat voor de doden
een hemelse woning?
Het antwoord zinkt mee
met de overstroming.

© Hans Cieremans