Het is koud en ongezellig
als ik thuis kom na ’t bezoek.
Het is donker, doe het licht aan
en ik zie die lege hoek.
Daar las hij altijd zijn krantje
en dronk hij zijn glaasje wijn.
Nu zit hij bij onbekenden
en ik zit ‘alleen’ te zijn.
Ik ga maar wat eten koken,
maar ‘k heb eigenlijk geen trek.
Stukje vlees, een beetje groente,
waarvoor ik geen tafel dek.
Soms heb ik geen zin in koken,
dan eet ik een sneetje brood.
En dan zet ik de tv aan,
met een bordje op mijn schoot.
‘k Zet de vaten in de keuken,
‘k was niet af, ik ben te moe.
Dat wacht wel tot morgenochtend,
daarna ga ik naar hem toe.
Kom, ik kijk maar televisie
zo verstrijkt de tijd vanzelf,
tot het tijd is om te slapen,
meestal om een uur of elf.
‘k Luister naar ‘het oog op morgen’
op de wekkerradio.
Anders lig ik maar te piek’ren,
want dan mis ik hem toch zo.
‘k Ga hem dagelijks bezoeken
al herkent hij mij niet goed.
Maar ik doe wat ik beloofde:
Trouw in voor- en tegenspoed.
Welterusten
© Hans Cieremans