Ze gaat steeds vaker vergeten
en haar rechterhand die beeft.
Haar gelaat vol levenssporen,
maar heel dankbaar dat ze leeft.
Op haar schoot haar achterkleinkind,
zingt een liedje fluisterzacht.
Wat het kindje duid’ lijk fijn vindt.
Oma zingt van ‘stille nacht’.
Dan zegt oma; ‘Kijk een lichtje’,
wijst naar de versierde boom.
En ze ziet het blij gezichtje
van het kind, voor haar een droom.
Zo dwaalt zij met haar gedachten
naar de kerstmis van weleer,
toen ‘t geluk haar tegenlachte.
Ach, die tijd die is niet meer.
‘t Kindje is in slaap gevallen
oma-oma geeft een zoen.
In de boom glinsteren ballen,
net zoals haar ogen doen.
En ze neuriet nog een wijsje
voor dat lieve kleine ding.
Liefdevol en heel ontroerend:
‘Kling klokje klingelingeling’.
Ze gaat steeds vaker vergeten
en haar rechterhand die beeft.
Haar gelaat vol levenssporen,
maar heel dankbaar dat ze leeft.
Op haar schoot haar achterkleinkind,
denkt tevreden: ‘Wat een dag,
want het is toch wel bijzonder,
dat ik dit beleven mag’.
© Hans Cieremans