Vertederend beeld:
Een traan op haar wangen.
Een vredig gevoel,
berustend verlangen.
Fragiel en breekbaar,
niet meer aanspreekbaar,
zo ligt zij daar,
het einde nabij.
Straks komt verlossing,
dan is ze weer vrij.
Haar ‘ik’ diep verzonken,
ze maakt zich reisvaardig.
‘t Is indrukwekkend,
ontroerend en waardig.
Sereen is de rust,
kaarsjes die branden.
Ouderdomsvlekken
sieren haar handen.
Daar ligt ze zo kalm,
muziek van een psalm.
Het naderend afscheid
staat voor de deur.
‘t Rimp’ lig gezicht
verandert van kleur.
Haar voeten zijn koud,
gebroken haar ogen.
De traan op haar wangen
is langzaam gaan drogen.
Dan komt het moment,
dat adem zal stoppen.
Haar hart vol met liefde
zal niet langer kloppen.
Zij is overleden
en rust nu in vrede.
Dat heeft ze verdiend,
er is nooit meer pijn.
Is er een hemel,
dan zal ze daar zijn.
De liefde, de warmte
die zij heeft gegeven,
maakt ‘t afscheid goed,
van haar voltooid leven.
© Hans Cieremans