Lieve moeder, ‘k moet vaak denken
aan mijn eigen kindertijd.
Aan de onbezorgde jaren,
warmte en gezelligheid.
Toen geluk nog heel gewoon was,
‘t huisje op de galerij,
toen de bakker aan de deur kwam
het is allemaal voorbij.
En dan zie ik u weer voor me,
hoe u vrolijk naar me keek,
als u mij uit school kwam halen,
met ‘het snoepje van de week’.
Als ik buiten mocht gaan spelen,
totdat u me binnen riep.
En als u me ‘s avonds voorlas,
net zolang totdat ik sliep.
Onvoorwaardelijke liefde,
dat heb ik van u geleerd.
En nu is alles zo anders,
zijn de rollen omgekeerd.
Nu moet ik u gaan verzorgen,
kom ik daag’ lijks naar u toe.
En weet u, dat ondanks tranen,
ik dat met veel liefde doe.
Maar waar bent u lieve moeder,
die zo vrolijk naar me keek?
Die me troostte bij verdrietjes,
en zo onvervangbaar leek
Maar nu bent u broos en kwetsbaar,
leeft u in de vroeger tijd.
Zo ben ik u lieve moeder
in het ‘nu ‘volledig kwijt.
Onvoorwaardelijk liefde,
daarmee werd ik groot gebracht,
‘t schonk me veiligheid en houvast
en veel innerlijke kracht
Ik zal voor u blijven zorgen,
zoals u dat voor mij deed.
Want u bent en blijft mijn moeder,
die ik nimmermeer vergeet.
© Hans Cieremans