Confronterend

Zij kan niets meer met hem delen,
niet hun liefde, niet hun leed.
Zelfs als zij praat over vroeger
zegt hij dat hij ‘t niet weet.
Zestig jaar waren zij samen,
’t was een hele mooie tijd.
Maar zelfs die herinneringen
zijn verdwenen, is hij kwijt.

Als zij praat over de kind’ ren,
draait zijn hoofd weg naar het raam.
Luistert niet en is afwezig,
hij herkent geen enk’ le naam.
Daag’ lijks komt ze hem bezoeken
met haar schoenen in het lood.
En soms voelt zij zich heel schuldig,
als ze denkt: ‘Was hij maar dood.’

Af en toe is hij heel bozig
en behoorlijk agressief.
Waar is toch die man gebleven,
die zo zorgzaam was en lief?
En dat brengt haar aan het twijf’ len:
‘Ga ik wel of ga ik niet?’
En ze huilt als ze alleen is,
in haar machteloos verdriet.

En zo leven beide oudjes
in een diep verscheurd bestaan.
Beiden konden nooit vermoeden,
dat hun leven zo kon gaan.
En het is niet op te lossen,
al die tranen, al die pijn.
In die uitzichtloosheid, denk ik,
kan de dood een uitkomst zijn.

© Hans Cieremans