kleindochters

Kleindochter(s)

‘Opa, ik kan hinkelen,
op één been, kijk maar.’
Ik zie haar ogen twinkelen
en kijk vol trots naar haar.
Ze fladdert als een vlindertje,
ze danst, ze springt, ze rent
Mijn kleine handenbindertje,
geef ik een compliment.

‘Hinkelen, hoe doe je dat dat?
Wat kan je dat toch goed.
Op één been, nou dat is wat.
Ik snap niet hoe je ’t doet.’
‘Kijk maar opa, dat gaat zo’.
Ze hinkelde opnieuw.
Ze gaf me toen een hele show,
tot ze plots ‘ling viel.

Ik droogde snel haar tranen af,
ze kroop bij mij op schoot.
En toen ik haar een snoepje gaf,
zei ik: ‘Wat word jij groot.’
Toen liep ze naar de poppenhoek
en zocht wat in een mand
Ze pakte daar een voorleesboek
‘Alice in wonderland’.

Ze kroop heel dicht tegen mij aan
en ik las haar toen voor:
‘Alice was op reis gegaan
een wond’ re wereld door’.
Als ik tot slot een ijsje geef
als ik ben uit verteld.
Dan weet ik dat, zolang ik leef
soms als dat ijsje smelt.

© Hans Cieremans