Waar is je lach,
je ogen die stralen,
je humor, je trots,
je mooie verhalen?
Jouw interesse,
jouw levenslessen?
Waar is je liefde,
je troostende arm?
jouw stoere lichaam,
veilig en warm?
Jouw zelfbewustheid,
waar is het gebleven?
Waar ben je nou toch,
jij man van mijn leven?
Ik zie je staan,
onrustig, apathisch,
niet te verstaan,
verdrietig, afatisch.
Angstig, gespannen,
geen toekomstplannen.
Jij kijkt me aan,
terwijl mijn hart schreit
Je kent me niet meer,
jij bent me kwijt.
Waar is de troost,
die jij me kon geven?
Jij werd zo anders,
jij man van mijn leven.
Ik geef een zoen,
en voel tranen wellen.
‘Ik houd van jou’,
wil ik je vertellen.
De blik in je ogen,
koel, onbewogen,
het droevig bewijs
dat jij niet herkent.
Dat jij ver heen,
niet meer bij mij bent.
Maar één belofte,
die ik je wil geven:
‘Je blijft ondanks alles
de man van mijn leven’.
© Hans Cieremans