Vroeger zei ik je ‘welterusten’
en dan gingen we naar bed
waarbij wij elkander kusten,
‘k doe dat nu op je portret.
Ik praat daag ‘lijks tot die foto,
dan wens ik je goede nacht.
Weet je nog, ach je genoot zo.
Hé, het lijkt wel of je lacht.
Ja, ik moet het me verbeelden,
want een foto lacht toch niet.
In het bed dat wij eens deelden,
huil ik tranen van verdriet
Vroeger ja, toen was het anders,
want jij was mijn stoere vent.
Maar ik voel nu waterlanders,
omdat jij hier niet meer bent.
‘k Woon alleen nog in ons flatje
dat is echt niet wat ik wou
Ik verlang zo naar dat bedje,
waar ik veilig lig naast jou.
Maar daar kan ik slechts van dromen,
want je komt nooit meer terug.
Nee, je zult nooit meer thuis komen,
het gaat allemaal zo vlug.
Lieve schat, ik zeg: ‘Slaap lekker,
kom ik geef je nog een zoen,
op jouw foto naast de wekker,
op je lippen, net als toen.
Ik zal straks weer liggen woelen,
omdat ik de slaap niet vat.
‘k Zou je zo graag naast me voelen,
Welterusten, lieve schat.
© Hans Cieremans