‘t Levenslied dat bij jou hoorde
is toe aan zijn slotakkoorden.
Straks verstommen al je woorden,
wordt het oorverdovend stil.
Als de laatste tonen klinken,
zal ik tranen weg gaan pinken,
zal ik op jouw leven drinken,
jouw uitdrukkelijke wil.
Dan houd ik mijn glas geheven,
breng een toost uit op jouw leven.
‘k Weet wat jij mij hebt gegeven,
mij ook vreugd schenkt in ‘t verdriet.
En al moet ik om jou janken,
‘k wil je eindeloos bedanken,
voor de wonderschone klanken
van jouw mooie levenslied.
Levenslied met lach en tranen,
eens voor allen ‘zang der zwanen’,
‘t waren mooie jaren samen,
dat is straks voorgoed voorbij.
Maar jouw melodie blijft hangen,
in herinnerend verlangen,
blijft het in mijn hart gevangen
’t levenslied van jou voor mij.
© Hans Cieremans