Schuifelend door lange gangen
en zich vasthoudend aan stangen,
die daar langs de muren hangen,
lopen oudjes zinloos rond.
Dat is hoe ze tijd benutten,
‘t lopen lijkt hen uit te putten,
straks dan zitten ze te dutten,
ogen dicht en open mond.
Zonder naar de zin te vragen,
slijten zij hun levensdagen,
maar je hoort ze zelden klagen,
zien niet meer de werk’ lijkheid.
Alles lijkt er grijs te kleuren,
achter de gesloten deuren,
flarden van urinegeuren,
die verwaaien met de tijd.
Dat is het verpleeghuisleven,
worden pillen voorgeschreven,
advocaatje wordt gegeven,
toch nog wat gezelligheid.
Maar je krijgt snel in de gaten,
dat ook dat niet lijkt te baten,
‘t lijkt een oord door God verlaten,
ieder is de weg hier kwijt.
En ze blijven rondjes lopen,
want de deuren gaan niet open.
En ze kunnen nog slechts hopen
op misschien een nieuw begin.
Schuifelend door lange gangen
en zich vasthoudend aan stangen,
geeft dit twijfelend verlangen
nog een beetje levenszin.
© Hans Cieremans