Voor de eerste keer ga je naar de peuterzaal.
Er is een vreemde juffrouw, vreemde kind’ ren allemaal
En je moet een beetje huilen, maar dat is heel normaal,
op zo’n eerste dag.
Kind’ en spelen op de grond en je duim gaat in je mond.
En een kindje vraagt aan jou: ‘Speel je mee met mijn gebouw’,
hier vandaag.
Moeder laat je los en ze zegt: ‘Ik moet nu gaan’.
Ze moet een paar keer slikken en ze zwaait bij het raam.
Dan loopt ze langzaam verder, zou ze liever blijven staan,
op zo’n eerste dag.
En je duim blijft in je mond, naar jou kijkt een pluche hond.
Vragend staart dat beest naar jou, of je met hem spelen wou,
hier vandaag.
Juffrouw neemt je mee, leid je naar de poppenhoek.
En je blijft maar huilen, juffrouw pakt een voorleesboek.
Dan moet je ook nog plassen en dat doe je in je broek,
op zo’n eerste dag.
Met je duim steeds in je mond, thuis dan krijg je op je kont.
Maar de juffrouw zegt tot jou: ‘Kom maar dan verschoon ik je gauw’,
hier vandaag.
Ben je dan getroost, is de ochtend weer voorbij.
Mamma komt je halen en je kijkt nu weer blij.
En dan zegt de juffrouw: ‘Wat een reuze-kind ben jij’,
op zo’n eerste dag.
En je duim gaat uit je mond en dan lach je weer terstond
En je moeder vraagt aan jou: ‘Hoe vond je ‘t nou?’
‘Leuk mam’
© Hans Cieremans